Een stukje geschiedenis...

De Vier Heemskinderen zijn de legendarische hoofdfiguren uit een Frankische ridderdom die oorspronkelijk in berijmde verzen werd geschreven in de Frankische taal. Het dichtwerk moet ontstaan zijn in of kort na de tijd van Karel de Grote (742-814) , maar de Nederlandse verzen, die lang niet compleet zijn, dateren uit een veel latere periode. Vastgesteld is wel dat het verhaal in de Nederlandse taal al bekend was vóór 1342. Het schijnt overgenomen te zijn van Franse jongleurs die het overal gingen voordragen en uitbeelden. Het verhaal komt dan ook in allerhande variaties en bewerkingen voor.

De Vier Heemskinderen zijn zonen van een edelman Haymyn (Amon of Haimon) en zouden dus eigenlijk Haymyns- of Haimonskinderen moeten heten. In het Nederlands is het Heemskinderen geworden. Vader Haimon wordt in het verhaal voorgesteld als “Graaf van Ardennen” en ook wel als “Graaf van Dordogne”. Hij zou een zwager van de latere keizer Karel de Grote geweest zijn en deel uitgemaakt hebben van het Karolingische Hof dat voortdurend van de ene plaats naar de andere trok (waaronder “Het Valkhof”in Nijmegen). De vier kinderen werden door hun eigen vader verstoten en van het Hof verbannen. Maar zij lieten zich niet uit het veld slaan en trokken jarenlang ten strijde tegen hun onderdrukkers, tegen de oppermachtige Koning Karel (sinds 800 keizer).

Hun namen waren Adelaart, Ritsaart, Writsaart en Reindert (of Reinout) van Montalbaen. Zij werden in hun gevechten geregeld geholpen door een wonderlijk toverpaard: het Ros Beyaart. Uit iedere moeilijke situatie wisten de Vier Heemskinderen op de rug van het onoverwinnelijke Ros Beyaart te ontsnappen om later hun vijanden weer even plotseling te overvallen als zij eerst uit het gezicht verdwenen waren. De kracht van het verhaal zit dus vooral in het Ros Beyaart dat telkens redding en overwinning brengt. Vandaar dat de Vier Heemskinderen bij uitstek figuren zijn om hun naam te lenen aan een ruitervereniging voor de jeugd. De verstoten kinderen wekken sentimenten van medeleven, strijdlust en rechtvaardigheidsliefde op. Zij symboliseren de zwakkeren in de samenleving die door een hogere macht (het Ros Beyaart) toch iedere keer opnieuw in bescherming worden genomen.

In het Nederlands taalgebied heeft het verhaal van de “Vier Heemskinderen” al sinds 1495 gecirculeerd als een volksboek in proza dat geregeld van vorm en inhoud bij de tijd werd aangepast. Nog in 1802 bijvoorbeeld verscheen het in Amsterdam bij S. en P. Koene onder de titel “Een schoone historie van de Vier Heemskinderen, waarin verhaald wordt al hare vroome daden van wapenen, die zij bedreven hebben ten tijde van den grooten koning Carek, zijnde zeer genoeglijk om te lezen. Van nieuws voorzien ende verbeterd met schoone figuren”.